Kunstgras Out-Hoegaarden verhit de gemoederen

De aanleg van kunstgras op het voetbalterrein van SC Out-Hoegaarden veroorzaakt discussie over de toekomst van de sportinfrastructuur in de gemeente.

De gemeenteraad keurde een subsidie van 300.000 euro goed voor de aanleg van een kunstgrasmat op het voetbalveld aan sporthal De Struysvogel. Ook de waarborg van een lening van 150.000 euro door vzw (in oprichting) Struthio Camelus werd goedgekeurd. De vzw binnen het clubbestuur krijgt een gemeentelijke

vertegenwoordiger als toezichter. De organisatie is verantwoordelijk voor de aanleg van de mat en de exploitatie van het veld tijdens een erfpachtperiode van vijftig jaar.

De oppositie bracht tijdens de bespreking een discussie op gang over de toekomst van de sportinfrastructuur. Liselore Fuchs (N-VA) vroeg of andere sportclubs ook kunnen genieten van een tegemoetkoming zoals bij Out-Hoegaarden. “Elke aanvraag wordt onderzocht”, zei burgemeester Jean-Pierre Taverniers (CD&V). “Ook de tennis- en hockeyclub ontvingen tegemoetkomingen om hun terreinen te verbeteren. Ook de sporthal komt hiervoor in aanmerking.” Schepen van Sport Filip Havet (CD&V) voegde eraan toe dat elke vraag financieel draagbaar moet zijn voor de gemeentekas. “Elk jaar 300.000 euro investeren, is niet mogelijk”, zei hij. “We kunnen de sportinfrastructuur niet in elke deelgemeente blijven vernieuwen.”

Meteen was de link gelegd naar het voetbalterrein van het vroegere SC Outgaarden. Daarop traint en speelt de jeugd van de fusieclub voetbal. Met de aanleg van het kunstgrasveld kunnen de jongeren terecht in Hoegaarden. Welke toekomst heeft het terrein in Outgaarden dan?

Luc Buccauw (SP.A) gooide de kwestie eerder al op tafel tijdens een gemeenteraad. Hij vermoedde dat de parking in aanmerking zou komen voor woningbouw. Havet gaf te verstaan dat er de komende drie jaar niets zou veranderen aan het terrein in Outgaarden. Taverniers achtte het niet uitgesloten dat de bestemming van recreatie in iets anders wordt omgezet.

Het Nieuwsblad - Di. 10/03/2016 - p. 4